In het artikel ‘Uit de praktijk’ in het FD van 30 juli wordt gesteld dat de juiste huwelijkse voorwaarden bescherming bieden tegen het meesleuren van de echtelijke woning in een faillissement. Het ligt evenwel iets genuanceerder. Allereerst is van belang dat de wetgever heeft willen voorkomen dat schuldenaren hun bezittingen in geval van faillissement eenvoudig aan het verhaal door hun crediteuren onttrekken, bijvoorbeeld door waardevolle bezittingen op naam van hun echtgenoot te zetten.
Daarom dient een echtgenoot van een failliete schuldenaar niet alleen aan te tonen dat hij of zij eigenaar is van de woning (of inboedel, of auto, of boot), maar ook dat hij of zij deze met eigen middelen heeft verkregen. Juist dit laatste leidt in de praktijk tot problemen. Als de echtgenoot van de failliete schuldenaar de koopsom heeft betaald uit gelden die aan haar toebehoren, is er niets aan de hand.
Doorgaans wordt de woning echter gefinancierd met een hypothecaire geldlening. Het ligt voor de hand dat banken dan ook degene die het geld verdient (de ondernemer) als debiteur willen. Er is dus vaak sprake van een hypotheek waarvoor beide echtgenoten aansprakelijk zijn. Wil de echtgenoot op safe spelen, dan dient hij of zij de lening enkel op zijn of haar naam aan te gaan en de lasten (achteraf aantoonbaar) enkel uit eigen inkomsten of vermogen te betalen. Een kredietverschaffer zal hier alleen aan meewerken als er ook daadwerkelijk eigen, reële inkomsten zijn. Het is maar zeer de vraag of het beoogde doel bereikt wordt als die eigen inkomsten of vermogen uit een verrekenbeding komen. Normaliter komen immers slechts overgespaarde inkomsten in aanmerking voor verdeling, waarbij overgespaard ziet op het bedrag dat jaarlijks resteert na voldoening van de kosten van de huishouding. Laten nu net de hypotheeklasten van de echtelijke woning de belangrijkste kosten van de huishouding zijn.
Als de niet-failliete echtgenote geen eigen vermogen of eigen inkomsten uit loondienst heeft, moet je al van goeden huize komen, wil je als echtgenoten in dit soort situaties door de bomen het bos nog zien. Echtgenoten kunnen zichzelf dus niet altijd volledig beschermen tegen een faillissement van de ander. Dit past in het wettelijke uitgangspunt dat echtgenoten elkaar getrouwheid, hulp en bijstand verschuldigd zijn, en doet ook recht aan het beginsel dat alle opgebouwde vermogensbestanddelen van een schuldenaar ten behoeve van de schuldeisers moeten kunnen worden uitgewonnen. Jeroen van Baar, advocaat bij KampsVanBaar Advocaten te Sittard en lid van de Vereniging Insolventierecht Advocaten Insolad.
Het artikel ‘Ouder ontpopt zich als wanbetaler’ (FD 6 augustus) slaat de spijker op de kop. Het is ook eigenlijk een vreemde zaak dat de toeslag rechtstreeks naar de ouder gaat. Hoe minder iemand verdient, hoe hoger de toeslag. Juist die ouders krijgen dan ineens een hoop geld op hun rekening, en zo wordt de verleiding wel erg groot gemaakt. Wanneer dan de rekening van de kinderopvang op de mat valt, is – een deel van – het geld op en volgt er een moeizame weg, soms zelfs met inschakeling van incasso, om alsnog het geld binnen te krijgen. Nog vreemder wordt het wanneer een gemeentelijke instantie erbij betrokken is en deze eenzelfde gedrag vertoont. Vaak gaat het dan om ouders die afhankelijk zijn van een uitkering of schuldsanering, en vaak neemt de gemeente de kosten van de kinderopvang op zich. Een gemeente is natuurlijk veel machtiger en legt gewoon op dat zij niet of veel later of deels betaalt. Daar is ook geen klacht of verweer tegen mogelijk.
De oplossing die het artikel aandraagt om rechtstreeks de toeslag aan de kinderopvang over te maken, wordt door diezelfde gemeentelijke instanties als niet nodig en overbodig beoordeeld. De ambtenaar gaat gewoon op vakantie en laat dan een paar weken niets meer van zich horen. Jammer toch? De kinderopvang is vervolgens helaas de dupe.
bron: fd.nl